Home » Opinie
Categorie archieven: Opinie
De voldoening van korte onderzoeken in opdracht
Sinds enkele jaren sta ik bij het Nationaal Archief samen met tientallen andere historici in het register van externe onderzoekers. Dit betekent dat mensen die niet de tijd of de expertise hebben om zelf onderzoek te doen in de rijke collecties van het Nationaal Archief of in die van andere archiefinstellingen een niet aan het NA gelieerde onderzoeker kunnen benaderen om die klus voor hem of haar uit te voeren. Soms zijn het eenvoudige klussen die met een uurtje werk klaar zijn en soms leidt het tot een langdurige relatie met een opdrachtgever die steeds meer wil weten. Dat je er geld mee verdient, is fijn. Maar vaak zijn de zoektocht zelf en de waardering die je van de opdrachtgever ontvangt net zo veel waard – of meer, zoals de voorbeelden hieronder laten zien. (meer…)
De Olympische tour van de Batavia
In het kader van de Olympische Spelen die op het moment worden gehouden in Rio de Janeiro is het populair om in te haken op het gemeenschappelijk verleden van Nederland en Brazilië. Zo schreef de maritiem archeoloog Martijn Manders op de site van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een artikel over de scheepvaart tussen beide landen in de jaren 1630 en 1654. Mijn aandacht werd vooral gewekt door het gebruik van een foto van de replica van het VOC-retourschip de Batavia, dat sinds de tewaterlating in 1995 in Lelystad te bewonderen is. Eén ding moge duidelijk zijn. De originele Batavia, die in 1629 te pletter voer op de westkust van Australië, is nooit in Brazilië geweest, evenmin als de Lelystadse replica. Wel heeft deze replica ooit de Olympische Spelen bezocht, namelijk in 2000 in Sydney.
De droom van Willem Vos
Het plan om de onfortuinlijk vergane Batavia na te bouwen is ontsproten aan het brein van de scheepsbouwer Willem Vos. Deze bouwer van houten binnenschepen speelde al geruime tijd met de gedachte om een replica van een VOC-schip te bouwen. Geïnspireerd door de (nog steeds niet) gerealiseerde filmplannen van Paul Verhoeven over de ondergang van de Batavia besloot Vos te kiezen voor de herbouw van dit schip. Vos klopte bij verschillende gemeenten aan met het verzoek om het plan te omarmen. Uiteindelijk bood Lelystad hem gastvrijheid om zijn plan te realiseren, alhoewel de gemeente geen geld had om het plan ook financieel te ondersteunen. Daarop ging Vos met zijn getrouwen aan de slag en kocht hij in Denemarken enkele boomstammen die hij gebruikte voor de bouw van de kiel van het VOC-retourschip.
Op 4 oktober 1985 werd officieel met de bouw van de Batavia begonnen. Om zijn plannen te realiseren werd de bouw van het schip een scholingsproject waar werkloze jongeren bruikbare ervaring op konden doen voor de arbeidsmarkt. Na een bezoek van prins Claus in 1986 kwamen ook sponsoren over de brug, waaronder Nedlloyd, dat acht miljoen gulden beschikbaar stelde. Door het toestromen van de financiële middelen en de groeiende bezoekersaantallen die ook geld binnenbrachten, slaagde Vos er met zijn team in de Batavia binnen tien jaar te voltooien. Op 7 april 1995 werd de Batavia door koningin Beatrix gedoopt, waarna het schip de trotse trekpleister werd van Sail Amsterdam.
Naar Sydney
Toen de voltooiing van het schip in zicht kwam werden er op de werf nieuwe plannen gemaakt. Op instigatie van de Lelystadse burgemeester Hans Gruyters besloot het bestuur van de Bataviawerf onder leiding van oud-minister Tjerk Westerterp na de Batavia te beginnen aan een nog groter project: de herbouw van De Zeven Provinciën van Michiel de Ruyter. Ook vatte het bestuur het plan op om de Batavia in 2000 naar Sydney te laten reizen, ter gelegenheid van de Olympische Spelen. De Australisch-Nederlandse Kamer van Koophandel was bereid de reis per dok naar Australië te financieren. In september 1999 begon de Batavia aan zijn Australische reis.
In Lelystad bleef de werf achter met een lege plek aan de kade. Het gevolg was dat de bezoekersaantallen dramatisch terugliepen. Tegelijkertijd wilde het ook niet meer vlotten met de bouw van De Zeven Provinciën. De gemotiveerde jongeren die tien jaar daarvoor met veel enthousiasme aan de Batavia hadden gewerkt, hadden plaatsgemaakt voor onbemiddelbare en ongemotiveerde werklozen. Een aantal leermeesters stapte op. ‘Wij zijn scheepsbouwers, geen sociaal werkers,’ merkten ze op. Ook de subsidies en de sponsorgelden waarop de werf jarenlang een beroep had kunnen doen, droogden op. Alleen dankzij een subsidie van de gemeente Lelystad en de provincie Flevoland werd de werf in leven gehouden. De bouw van de Zeven Provinciën werd stilgelegd en Willem Vos trok zich terug als bouwmeester van de Bataviawerf.
Ondertussen wilde het ook niet vlotten met de terugkeer van de Batavia. Nadat het schip had gefungeerd als boegbeeld tijdens de Olympische Spelen en had bewezen daadwerkelijk zeewaardig te zijn wilde het niet vlotten met de terugkeer naar Nederland. De Australisch-Nederlandse Kamer van Kamer van Koophandel kon of wilde de kosten hiervoor niet op zich nemen. Omdat het schip een centrale rol speelde in de ontwikkeling van het Lelystadse kustgebied – in 2001 werd begonnen met de bouw van het koopjesdorp Bataviastad – zag het Lelystadse gemeentebestuur zich voor geen andere keus gesteld dan om samen met de provincie Flevoland de kosten voor de terugreis te financieren. ‘We waren bang dat we de Batavia nooit meer terug zouden zien,’ aldus de verantwoordelijke wethouder. In juni 2001 keerde het schip, dat bijna twee jaar eerder onder grote belangstelling was vertrokken naar Australië, met stille trom terug aan de kade van Lelystad.
Nieuwe tegenslagen
Na 2001 verplaatste de publieke belangstelling rond de Lelystadse kust zich naar het nieuwe koopjesdorp Bataviastad. Op de werf werd voortgewerkt aan De Zeven Provinciën, maar met de bouw wilde het niet vlotten. Op 13 oktober 2008 brak er brand uit op de werf, waarbij enkele gebouwen, waaronder de zeilmakerij, verloren gingen. De Batavia en het in aanbouw zijnde schip De Zeven Provinciën bleven gespaard. Wel gingen de zeilen van de Batavia verloren. Door gebrek aan financiën werd in 2014 besloten de bouw van het nieuwe schip definitief te staken en zich te concentreren op het conserveren van de Batavia.
Onder meer door de financiële problemen die begonnen met de reis van de Batavia naar Sydney is het de Bataviawerf niet gelukt om De Zeven Provinciën af te bouwen. Hierdoor is het niet gelukt om een replica van het vlaggenschip van Michiel de Ruyter in 2012 tijdens de Olympische Spelen in Londen de Thames op te laten varen. Toen twee jaar later de bioscoopfilm Michiel de Ruyter werd opgenomen moesten de filmmakers daarom noodgedwongen gebruik maken van de Batavia.
Bronnen:
Joris van Casteren, Bootje bouwen. De ondergang van de Batavia, in: De Groene Amsterdammer, 16 februari 2002.
www.bataviawerf.nl
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bataviawerf
Wandelend Nederland begraaft oude strijdbijl
Op 1 januari 2015 ging de Koninklijke Wandelbond Nederland (KWBN) van start. Deze bond is het resultaat van de fusie tussen de twee grote wandelbonden die van oudsher vorm gaven aan de georganiseerde wandelsport in Nederland: de Koninklijke Nederlandse Bond voor Lichamelijke Opvoeding (KNBLO-NL) en de Nederlandse Wandelsport Bond (NWB). Hoewel het fusieproces de afgelopen jaren vanaf een afstand bezien vrij geruisloos verliep, staat dit in schril contrast met de voorgeschiedenis, waarin beide bonden bij voortduring ruzie maakten over de vraag wie de echte wandelsportbond in Nederland was.
De KNBLO-NL kwam voort uit de Nederlandsche Bond voor Lichamelijke Opvoeding (NBvLO), die op 3 april 1908 werd opgericht met als doel het bevorderen van lichaamsoefeningen en het houden van wedstrijden in lichaamsoefeningen. Hoewel de NBvLO zich aanvankelijk profileerde als algemene sportbond die uiteenlopende sportactiviteiten initieerde en organiseerde, stond hij wel aan de wieg van het oudste, grootste en bekendste wandelevenement van Nederland, de Vierdaagse van Nijmegen. Al in september 1909 vonden de eerste Vierdaagse Afstandsmarsen plaats. Deelnemers aan de marsen, die aanvankelijk vanuit verschillende plaatsen in Nederland werden georganiseerd, waren in de beginjaren vooral Nederlandse militairen. In 1925 zou de Vierdaagse definitief in Nijmegen neerstrijken.
Atletiek
De wortels van de Nederlandse Wandelsportbond lagen daarentegen in de atletiekwereld. In 1901 namen enkele atletiekverenigingen het initiatief voor de oprichting van de Nederlandsche Athletiek Unie. Deze verenigingen organiseerden in de beginjaren van de twintigste eeuw naast hardloopwedstrijden ook wandeltochten over kortere en langere afstanden. Echte wandelaars voelden zich echter op het tweede plan gezet door de hardlopers en namen daarom in 1928 het initiatief voor de oprichting voor de Nederlandsche Wandelsport Organisatie. Deze organisatie was echter geen lang leven beschoren, waarna aan het begin van de jaren dertig de onvrede binnen de Atletiekunie opnieuw manifest werd. In 1932 namen enkele wandelsportverenigingen het initiatief voor de vorming van een wandelsportafdeling van de Atletiekunie. Op 25 maart 1934 nam deze afdeling het besluit om zich los te maken en verder te gaan als zelfstandige wandelbond, de Nederlandsche Unie voor de Wandelsport (NUW).
Daarmee was de eenheid nog lang niet in zicht. Buiten de NUW bestond ook de door NSB-ers beheerste Nederlandsche Wandelorganisatie (NWO) en werden ook binnen de Koninklijke Nederlandsche Gymnastiekvereniging (KNGV) wandeltochten georganiseerd. Ook in katholiek en protestants-christelijk verband werd gewandeld. De NBvLO stond nog niet te boek als echte wandelsportbond, ook al organiseerde de bond het grootste Nederlandse wandelevenement. In een poging meer eenheid in de wandelwereld te brengen werd de NUW in 1937 gereorganiseerd. De regionale districten van de NUW werden zelfstandige bonden, terwijl de NUW werd omgedoopt tot de Nederlandsche Wandelsport Federatie (NWF). Ook de afdeling Wandelen van de KNGV sloot zich aan bij de nieuwe federatie. Hoewel er ook was gesproken met de NWO, bleef deze NSB-organisatie uiteindelijk buiten de nieuwe federatie.
Gedwongen eenheid en verdeeldheid
De wortels voor de verziekte verhoudingen tussen de NWB en de NBvLO/KNBLO-NL in de naoorlogse jaren lagen in de gebeurtenissen tijdens de bezettingsjaren. De mobilisatie in 1939 maakte het moeilijk om voor 1940 in Nijmegen de Vierdaagse te organiseren. De NWF wilde de Vierdaagse wel overnemen en bood daarop aan om in Utrecht een wandelevenement op touw te zetten. NBvLO-voorzitter J.N. Breunese sloeg echter dit aanbod af en probeerde alsnog in 1940 in Nijmegen de Vierdaagse te organiseren. De Duitse inval doorkruiste echter dit plan. Als alternatief besloot de Stichts-Gooische Wandelsportbond (SGWB), een regionale bond aangesloten bij de NWF vierdaagses in de avonduren te organiseren onder het motto ‘Als we dan geen vier dagen kunnen wandelen, laten we het dan vier avonden doen’. Aldus werden in 1940 in zes plaatsen in de provincie Utrecht en het Gooi de eerste avondvierdaagses gehouden. In 1941 waren er al 21 avondvierdaagses. Omdat wandelmarsen en avondvierdaagses vaak uitmondden in demonstraties tegen de Duitsers en de NSB werden ze vanaf 1942 verboden. Hoe dan ook, de bezettingsjaren brachten een nieuw onderdeel van de wandelsport voort dat na 1945 een groot succes werd: de avondvierdaagse.
Gedurende het eerste bezettingsjaar werden op initiatief van het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen pogingen ondernomen om per tak van sport te komen tot één bond. Dit leidde in augustus 1940 tot de vorming van één wandelsportbond, de Nederlandsche Wandelsportbond (NWB). Ook de NBvLO sloot zich hierbij aan. Breunese werd adviseur van de nieuwe wandelbond. Na de bevrijding werd de opgelegde eenheid weer verbroken. De NBvLO ging direct weer aan de slag om in 1946 in Nijmegen wederom de Vierdaagse te organiseren. Ook enkele andere bonden, zoals de Nederlands Christelijke Wandelsport Bond (NCWB), de Noord-Nederlandse Wandelsportbond (NNWB) en de Nieuwe Unie voor de Wandelport (NUW) de oostelijke afdeling van de NWB, besloten zelfstandig verder te gaan. De NBvLO ontwikkelde zich na de oorlog tot een echte wandelbond met regionale wandelkringen.
De NWB zag deze ontmanteling van het opgelegde monopolie met lede ogen aan. Voor de NBvLO gold dat de NWB slechts een functie had tijdens de oorlogsjaren en dat er slechts sprake was van een meningsverschil met de NWB. De NWB nam hiermee geen genoegen en stelde eind 1952 aan de NBvLO voor dat deze de NWB zou erkennen als de enig erkende wandelsportorganisatie in Nederland. In ruil voor deze erkenning zou de NBvLO enkel de Vierdaagse van Nijmegen blijven organiseren en zich niet inlaten bij de organisatie van de lokale avondvierdaagses. De ruzie liep zo hoog op dat de NWB in 1953 besloot voorbereidingen te treffen tot de organisatie van een eigen Vierdaagse in Apeldoorn. De NBvLO op zijn beurt richtte een eigen ‘Comité tot redding van de Vierdaagse’ op. De Nederlandse regering mengde zich in het conflict en besloot zich voortaan te onthouden van medewerking aan enig wandelsportevenement. Dit betekende tegelijk dat militairen en rijkspersoneel niet meer in groepsverband aan de Vierdaagse mochten deelnemen. Zo ver kwam het niet. Na bemiddeling van een arbitragecommisse van het Nederlands Olympisch Comité werd het regeringsbesluit weer ingetrokken. Tegelijkertijd nam de NBvLO het initiatief voor de oprichting van een federatie van wandelsportbonden, waarin de bond samenwerkte met de NCWB, NNWB en NUW. De NWB bleef buiten deze federatie en besloot in 1954 toch in Apeldoorn een eigen Vierdaagse te gaan organiseren. Tekenend voor de ruzie was dat de Vierdaagse van Apeldoorn en Nijmegen gedurende de eerste jaren op dezelfde dagen werden gehouden.
Pogingen tot samenwerking
In de loop van de jaren zestig werden de eerste pogingen tot samenwerking ondernomen. De in 1958 Koninklijk geworden NBvLO – voortaan afgekort als KNBLO – en de NWB vormden in 1963 onder auspiciën van de Nederlandse Sport Federatie een commissie die de onderlinge geschilpunten onder de loep zou nemen. De samenwerking leidde tot afspraken over de data van de Vierdaagses van Nijmegen en Apeldoorn, over de organisatie van de Avondvierdaagses (niet meer dan één Avondvierdaagse per gemeente) en de uitgave van een gezamenlijk Landelijk Wandelprogramma. Het overleg tussen de KNBLO en de NWB had nu plaats ‘in een sfeer van vriendschap (…) met het doel de eenheid in de wandelsport te bevorderen’.
Op 28 januari 1974 werd de nota ‘Eenheid in de wandelsport’ gepresenteerd. De bedoeling was dat er een nieuwe bond zou worden gevormd met als naam Koninklijke Nederlandse Bond voor de Wandelsport. Voor de kleinere bonden NCWB, NNWB en NUW was het plan echter niet acceptabel. Zij wensten vooralsnog niet verder te gaan dan een federatie, terwijl de rijksoverheid bleef aansturen op fusie. Rond 1980 werd de fusiegedachte verlaten. De NUW en NNWB intensiveerden hun onderlinge samenwerking, hetgeen in 1994 leidde tot de vorming van de Wandelsport Organisatie Nederland (Wandel NL).
Fusie
In 2000 werden op initiatief van het ministerie van VWS en het NOC-NSF opnieuw pogingen ondernomen om de gewenste fusie alsnog tot stand te brengen. De NWB wilde niet verder gaan dan een losse federatie en haakte snel af. Daarop fuseerde de KNBLO in 2004 met Wandel NL tot KNBLO-Wandelsport Organisatie Nederland, kortweg KNBLO-NL. Direct na deze fusie was het gedaan met de onderlinge samenwerking tussen de beide overgebleven bonden. Het resultaat van deze verwijdering was dat beide bonden het niet eens konden worden over de uitgave van een gezamenlijk wandelprogramma. Rond 2010 keerde binnen beide bonden het besef terug dat men elkaar nodig had om toekomstige ontwikkelingen binnen de wandelwereld aan te kunnen.
Belangrijk ijkpunt was het feit dat NOC-NSF dwingende richtlijnen oplegde voor een goed sportbestuur. Kernpunt van dit beleid was dat bestuursleden niet langer dan drie termijnen (12 jaar) een bestuursfunctie mochten vervullen. Het accepteren van deze richtlijnen betekende voor de NWB dat men noodgedwongen afscheid moest nemen van lang zittende bestuurders en er ruimte kwam voor een nieuw bestuur dat het verleden achter zich liet en oog had voor de behoeftes van de hedendaagse wandelaar. Onder het motto ‘De Pas erin’ gingen de KNBLO-NL en de NWB in 2012 gezamenlijk een proces in dat op 1 januari 2015 heeft geleid tot de oprichting van de Koninklijke Wandelbond Nederland (KWBN).
Is daarmee de eenheid een feit? Niet helemaal. In mei 2014 besloot de bij de NWB aangesloten de Stichts-Gooise Wandelsportbond (SGWB) uit het fusieproces te stappen. In zijn beleidsplan geeft deze kleine regionale bond te kennen binnen enkele jaren te willen uitgroeien tot een landelijke bond, die zelfstandig aansluiting zal zoeken bij NOC-NSF. We zullen moeten zien of deze kleine bond de komende jaren zal kunnen opboksen tegen de ambities van de nieuwe landelijke wandelbond.
Bronnen:
– Annemarie de Knecht-Van Eekelen, Willen is kunnen. Uit de geschiedenis van KNBLO-NL (Nijmegen 2008);
– Historisch krantenarchief via www.delpher.nl.
Gepubliceerd op Historiek op 25 februari 2015.
Documentaire over vergeten Zeeuwse emigranten in Brazilië
Onlangs ging in Vlissingen de documentaire ‘Braziliaanse Koorts’ in première. De film van Arjan van Westen en Monique Schoutsen is mogelijk gemaakt door crowdfunding en vertelt het verhaal van Zeeuwse emigranten in Brazilië.
Het plan om de film over de Zeeuwse nazaten in Brazilië te maken is ontsproten aan het boek Op een dag zullen ze ons vinden van Ton Roos en Margje Eshuis.
Roos en Eshuis waren in de jaren zeventig en tachtig in de deelstaat Espírito Santo werkzaam als zendingsmedewerkers. Zij kwamen in die tijd in contact met de inwoners van het dorpje Holanda, die bij nader inzien afstamden van landarbeiders uit Zeeuws-Vlaanderen, die rond 1860 waren geronseld voor een nieuwe toekomst in Brazilië. De Braziliaanse werkelijkheid bleek echter totaal anders te zijn dan ze werd voorgespiegeld. De omgeving van Holanda, maar ook andere locaties in Espírito Santo waar zich Zeeuwen hadden gevestigd, was moeilijk toegankelijk en amper geschikt voor landbouw. Bovendien ontbeerden de emigranten de vaardigheden om een bloeiend landbouwbedrijf op te zetten. Tot in de jaren twintig van de vorige eeuw was er nog contact met Nederland, waarna dit contact werd verbroken.
‘Braziliaanse Koorts’ volgt nauwgezet het ontstaan en de ontwikkeling van de Nederlandse gemeenschappen in Espírito Santo en het aangrenzende deel van de deelstaat Minas Gerais. De film bevat interviews met archivarissen, historici en journalisten in Zeeland en Brazilië, die de emigratie van de Zeeuwen nader verklaren. Vervolgens wordt ingezoomd op oudere nazaten, die nog steeds een Zeeuws-Vlaams dialect spreken, een erfenis van een langdurig isolement. De laatste decennia gaat het langzaamaan beter waardoor de invloed van de omliggende Braziliaanse samenleving groter is geworden en het dialect werd vervangen door het Portugees.
Discutabele hulp
In het tweede deel van de film wordt ingezoomd op de herontdekking van de Zeeuwen. De filmmakers konden dankbaar gebruikmaken van super-8 films van Roos en Eshuis, om iets van de Zeeuwse gemeenschap in de jaren zeventig te laten zien. De herontdekking leidde direct ook vanuit Zeeland tot hulpacties, waarvan de resultaten op zijn minst discutabel waren. Alleen Zeeuwse nazaten hadden recht op hulp, terwijl hun niet-Zeeuwse buren niet mochten meeprofiteren. De hulpacties waren misschien wel goed bedoeld, maar weinig effectief. De Zeeuwse nazaten profiteerden meer van de economische voorspoed van Brazilië van de laatste decennia.
In de film komt vrijwel elke historische episode in de geschiedenis van de Zeeuwen van Espírito Santo aan de orde. Zo ook, zoals gezegd, de aanwezigheid van Roos en Eshuis, de hulpacties van de stichting Zeebra (Zeeland-Brazilië) en het onderzoek van de Zeeuws-Vlaamse antropoloog Frans Buysse. Dat eind jaren tachtig al een documentaire over Holanda werd gemaakt, blijft echter onvermeld. In deze documentaire uit de reeks ‘Hollander voor de eeuwigheid’ werd vooral ingezoomd op Holanda als gemeenschap en de wijze waarop de inwoners na 130 jaar hun ‘Hollandse’ identiteit beleefden. Vanwege de juridische problemen rond de filmmaker konden Van Westen en Schoutsen geen gebruik maken van deze oude documentaire.
Cirkel rond
‘Braziliaanse Koorts’ is daarentegen het werk van historici en vertelt op het filmdoek een geschiedenis. Aan het einde laten de filmmakers zien hoe de cirkel weer rond is. Zij portretteren een nazaat van de Zeeuwse landarbeiders die in 2003 in Brazilië werd geronseld met het verhaal dat in Nederland het geld voor het oprapen ligt. In Amstelveen ervaart zij op haar beurt wat het is om onder valse voorwendselen een nieuw bestaan te moeten opbouwen in een nieuw land, waar zij niet gewenst is en ook geen werk kan vinden en veroordeeld is tot een marginaal bestaan als illegaal.
‘Braziliaanse Koorts’ is een fascinerende documentaire geworden als eerbetoon aan de Zeeuwse emigranten die onder de belofte van een gouden toekomst terecht kwamen in bittere armoede. De filmmakers kwamen net op tijd. Over tien à vijftien jaar is er in Brazilië waarschijnlijk niemand meer te vinden die een Zeeuws-Vlaams dialect spreekt.
De documentaire is te bestellen door 15 euro over te maken op NL06 RABO 0137776128 op naam van Kadekoorts, met vermelding van naam en adresgegevens. Meer informatie: www.braziliaansekoorts.nl. Door 17,50 euro bij te dragen aan de crowdfunding is daar ook het boek Op een dag zullen ze ons vinden te bestellen. Inmiddels is er ook een Braziliaanse versie, getiteld Febre Brasileira beschikbaar.
Gepubliceerd op 13 februari 2015 op Historiek.
Trailer van de documentaire:
Over de voor- en nadelen van digitale archiefcollecties
Een beetje historicus komt graag in archieven. Wat is mooier dan het ontdekken van vergeten og nooit geweten feiten en verbanden, onder het opsnuiven van de geur van oud papier? Of om een brief vast te houden die een hoofdspeler uit je onderzoek in handen heeft gehad? Toch staat archiefonderzoek sinds een aantal jaren onder druk. Digitalisering biedt nieuwe mogelijkheden, met zowel voor- als nadelen.
Lees verder in [PDF]
Geschreven samen met Marc Dierikx. Verschenen in Archievenblad 117(2013), no. 7, pp. 22-23