Home » Berichten getagged 'politieke geschiedenis'
Tag archieven: politieke geschiedenis
Michel van Hulten en de progressieve volkspartij
Michel van Hulten, geboren in Batavia in 1930, was een radicaal van het eerste uur. In 1966 werd hij actief binnen de Amsterdamse KVP, waar hij zich ontpopte als een criticus van de partijleiding. Hij wilde partijvernieuwing realiseren waarbij de ‘poten onder de stoelen der vastgeroeste politici’ moesten worden weggezaagd.[1] Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij medeoprichter was van de PPR.
Toen oud-minister Pieter Bogaers op 1 maart 1968 de oprichting van de partij ‘Radicalen’ aankondigde, werd het secretariaat gevestigd in Van Hultens nieuwe woonplaats Lelystad.[2] De nieuwe partij moest duidelijk maken dat de door veel confessionele kiezers gewenste politiek bij de KVP niet in goede handen was.[3]
Van Hulten was voorstander van een progressieve concentratie met andere linkse partijen. Vanuit welk beginsel men dit doel wilde nastreven deed niet ter zake.[4] Zo pleitte hij rond 1970 voor opheffing van de PPR en de vorming van een ‘werkelijk progressieve partij’.[5] De PPR moest zich niet langer richten op confessionele kiezers, maar diende een ‘waakhond’ te zijn die moest verhinderen dat de beoogde progressieve volkspartij van PvdA, PPR en D66 niet meer werd dan een ‘juist links van het midden staande massaliteit’, die niet van plan was structurele veranderingen na te streven.[6]
In 1970 kandideerde Van Hulten zich voor het partijvoorzitterschap. De PPR-Kerngroep (partijraad) droeg echter Eerste Kamerlid Jacques Tonnaer voor. Van Hulten werd ongeschikt geacht omdat hij meer weerstand zou oproepen ‘dan in politieke conflicten zou verzoenen’.[7] Op 29 april 1971 werd hij dankzij de stemmen van Groningse PvdA-statenleden onverwacht gekozen tot Eerste Kamerlid[8]. Anderhalf jaar later, op 7 december 1972, stapte hij over naar de Tweede Kamer. Over de relatie met de confessionele partijen was Van Hulten ambivalent. In 1972 – in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen – verklaarde hij niet te geloven in een progressief-confessioneel kabinet.[9] Toch werd hij in 1973 staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat in het kabinet-Den Uyl.
In die functie kwam Van Hulten tot de slotsom dat de PPR ook voor de lasten van regeringsverantwoordelijkheid moest opdraaien. Hij moest niets hebben van de ‘onredelijkheid, drammerigheid en alternatieve vrijgesteldheid’ binnen de partij.[10] In 1976 moest hij het bij de strijd om de opvolging van Bas de Gaay Fortman als partijleider afleggen tegen Ria Beckers. Hoewel de PPR zich vóór de Tweede Kamerverkiezingen van 1977 had uitgesproken tegen samenwerking met het CDA, wilde Van Hulten dit niet uitsluiten.[11]
Na deze verkiezingen werd Van Hulten weer lid van de Tweede Kamerfractie. Hij voelde zich echter niet thuis bij de oppositionele koers van de partij. Op 6 septembetar 1977 maakte hij bekend de politiek te verlaten. Begin 1978 vertrok hij met zijn gezin naar Mali om in opdracht van Europese ontwikkelingsorganisaties hulpprogramma’s te coördineren.
In 1981 keerde Van Hulten terug naar Nederland. Samen met andere radicalen van het eerste uur was hij ontevreden over de politieke koers van de PPR. Deze zogeheten Godebald-groep wees de – inmiddels groeiende – samenwerking met PSP en CPN van de hand en vond dat de partij zich juist moest richten op kiezers uit het politieke midden. Van Hulten wierp zich (opnieuw) op als kandidaat-partijvoorzitter.[12] Het PPR-congres verwierp het voorstel van de Godebalders. In december 1981 maakten kranten melding van het feit dat Van Hulten zijn partijlidmaatschap had opgezegd.[13] Dit was onjuist. Zijn lidmaatschap was al enkele jaren eerder geëindigd vanwege problemen met het voldoen van de contributie.[14]
Van Hulten bleef lang partijloos, maar was in 1985 wel betrokken bij een initiatief om politiek onderdak te bieden aan hen die niet meer op het CDA wilden stemmen en voor wie een overstap naar PvdA, EVP of PPR te groot was.[15] Deze nieuwe partij, De Alliantie, kwam niet van de grond. In 1994 was hij voor D66 kandidaat voor de Tweede Kamer en in 1997 voorzitter van de programmacommissie. Van 2010 tot 2013 was Van Hulten betrokken bij 50PLUS en in 2014 was hij voor ikkiesvooreerlijk.eu lijsttrekker bij de Europese verkiezingen. Sinds enkele jaren is hij lid van GroenLinks, het resultaat van de samenwerking van de PPR met PSP en CPN die hij destijds niet zag zitten. In zijn ogen belichaamt het huidige GroenLinks veel van het oorspronkelijke gedachtegoed van de PPR.[16]
Dit artikel is verschenen in het boek De Politieke Partij Radikalen 1968-1990. Macht uit het zadel (Amsterdam: Boom, 2022)., p. 30-32.
[1] ‘Dr. Van Hulten: de poten onder de stoelen der vastgeroeste politici moeten worden weggezaagd.’ In: Het Vrije Volk, 15 november 1966.
[2] ‘Bogaers c.s. stichten partij: “Radicalen”’. In: Het Vrije Volk, 2 maart 1968.
[3] Michel van Hulten, ‘Hoe links wordt de K.V.P.?’ In: De Tijd, 26 april 1968.
[4] ‘PAK in Noorden wel succesvol.’ In: Leeuwarder Courant, 22 december 1969.
[5] ‘PPR-leden bereid tot opheffing.’ In: de Volkskrant, 15 juni 1970.
[6] ‘PPR moet nog doorgaan.’ In: de Volkskrant, 30 oktober 1971.
[7] ‘J. Tonnaer, kandidaat voorzitterschap PPR.’ In: Het Parool, 27 april 1970.
[8] ‘Cijfers achter de cijfers – maar nu van de Eerste Kamer’, Nederlands Dagblad, 11 mei 1971. Volgens Van Hulten speelde ook mee dat twee gereformeerde Groningse statenleden wilden voorkomen dat de PvdA een extra zetel in de wacht zou slepen. Interview met Michel van Hulten, 2 november 2021.
[9] ‘PPR-senator ziet niets in rooms-rood.’ In: Tubantia, 27 september 1972.
[10] H.J. van Wijnen, ‘Ontwakend realisme.’ In: Het Parool, 17 juni 1976.
[11] ‘Van Hulten: “PPR zal ten slotte toch wel meedoen…”’. In: Het Vrije Volk, 6 mei 1977.
[12] ‘PPR-leden willen band met PvdA.’ In: de Volkskrant, 19 september 1981; Michel van Hulten, ‘PPR moet op progressieve meerderheid blijven mikken.’ In: de Volkskrant, 29 september 1981 .
[13] ‘Van Hulten keert PPR de rug toe.’ In: de Volkskrant, 18 december 1981.
[14] Interview met Michel van Hulten, 2 november 2021.
[15] Michel van Hulten, ‘‘”Nestgeur” kan de doorslag geven.’ In: Trouw, 11 oktober 1985; ‘Nieuwe christelijke linkse partij mikt op ontevreden CDA’ers.’ In: de Volkskrant, 12 november 1985; ‘Alliantie nestelt zich tussenCDA en PvdA.’ In: Trouw, 13 november 1985.
[16] Interview met Michel van Hulten, 2 november 2021.
Common fate, common future
A documentary history of monetary and financial cooperation in Europe. 1947-1974
Monetary cooperation, in the sense of different political entities adopting or supporting a single coin or currency to foster trade and economic development, has had a long history in Europe. Its roots reach as far back as Roman times. In post-1945 Europe, ideas and reminiscences of such cooperative endeavours, notably those undertaken in the latter half of the 19th century, struck a chord. Recovering from the gravest conflict in history that had brought unprecedented suffering and devastation, more than a few European thinkers and policy makers regarded such unions as exemplary. The particular circumstances of the late 1940s formed the backdrop to renewed promotion of monetary cooperation in talks between nations that had, until recently, been at war with each other. An attractive prospect of a stable monetary island where badly needed economic reconstruction would profit from the abolition of barriers to trade beckoned on the horizon.
This book does not cover the entire ascent of ideas from the late 1940s to the creation of the euro area in 1999 and the euro’s subsequent introduction as a common currency in 2002, but focuses on the exchanges that took place up to the adoption by the European Council, on 8 and 9 June 1970, of the basic plan for the achievement by stages of an economic and monetary union at the European level. This, after all, was the crucial turning point in the process moving from option to necessity. In December 2010 it found its wording in the stated conviction of the euro as our ‘common fate’, and Europe as our ‘common future’ – to quote the German Chancellor Angela Merkel before the German Parliament, on the eve of one of the summits to discuss the monetary crisis enveloping Europe since 2009. Her statement subsequently became one of the cornerstones of German policy in this respect.
The recent crisis has highlighted the challenges and difficulties of financial and monetary cooperation in the European Union (EU). This publication seeks to contribute to the quality of the debate on this subject by offering a more historical perspective. Its contents will reveal that the basic issue to be resolved – how to organise effective monetary cooperation between ultimately sovereign states – has remained the same over time. To demonstrate this and shed light on various past approaches to overcome this fundamental dilemma, this book offers a selection of primary sources from the period after the end of the Second World War until 1973, when the important decisions to move towards adopting a single European currency had been taken. Together they provide an insight into the political and technical issues surrounding the process towards an economic and monetary union from the early days of European integration. Before moving to the core of the book, the selection of sources, this introduction will provide a short overview of monetary integration in Europe up to the end of the Second World War, as well as information on how the book is structured.
Marc Dierikx (ed.), Mari Smits, Loes van Suijlekom, Frédéric Clavert, Elena Danescu, Marco Gabellini, Common fate, common future. A documentary history of monetary and financial cooperation in Europe, 1947-1974 (Den Haag/Sanem: Huygens ING/CVCE, 20120).
Te bestellen via de webshop van Huygens ING.
List of digital references
Preface.
Note 21. Circular from the Belgian Foreign Ministry on Monetary Convention between Belgium, Luxembourg and the Netherlands , 2 November 1943. [EN] [FR]
Introduction to document 1.
Note 25. Bank of International Settlements, Eighteenth Annual Report, 1st of April 1947-31st of March 1948. [EN]
Document 1. Note to the Netherlands Minister of Finance (Piet Lieftinck) on inter-European monetary cooperation, 27 October 1947. [NL]
Addendum: Proposed initial agreement on multilateral monetary compensation [FR]
Introduction to documents 2 and 3.
Note 33. Telegram from Dean Acheson to the US Embassy in Paris, Washington, 19 October 1949. [EN]
Note 35. Statement by ECA Administrator, Paul Hoffman, at the 75th OEEC Council meeting Paris, 31st October, 1949. [EN]
Note 39. Record of Conversation on Fritalux, Foreign Office UK, 14 December 1949. [EN]
Document 2. Memorandum presented by France (Hervé Alphand) on economic and monetary cooperation in Western Europe, 14 November 1949. [FR]
Note 41. Résolution relative à de nouvelles mesures de coopération adoptée par le Conseil le 2 novembre 1949. [FR]
Document 3. Report of the experts of Belgium, France, Italy, Luxembourg and the Netherlands on the establishment of an economic and monetary association in Western Europe, 9 December 1949. [FR]
Introduction to document 4.
Note 45. British memorandum on the future of intra-European payments, 15 December 1949. [EN]
Document 4. Memorandum presented by Belgium on the European Payments Union, 8 March 1950. [FR]
Introduction to document 5.
Note 51. Telegram Henri Bonnet (French ambassador, Washington) to Affaires Etrangères, 13 September 1949. [FR]
Note 52. Protocol German cabinet meeting, 12 December 1950. [DE]
Note 53. Note Affaires Etrangères to Jean Filippi (Ministère des Finances), 16 May 1950. [FR]
Note 54. Document de travail, établi par la délégation française, 24 June 1950. [FR]
Note 55. Letter Dirk Stikker to Willem Drees, 16 June 1950. [NL]
Note 56. Minutes Council for Economic Affairs (Netherlands Cabinet), 1 July 1950. [NL]
Note 58. Memorandum on Economic Union with Belgium and Luxembourg, 27 December 1951. [NL]
Document 5. Speech by the German Federal Minister for Marshall Plan Affairs (Franz Blücher) on the European Payments Union, 8 August 1952. [EN] [DE]
Introduction to documents 6, 7 and 8.
Document 6. Declaration by the Netherlands Delegation to the Economic Commission of the Conference for the European Political Community (Rome) concerning the relation between the common market and the coordination of monetary politics, 26 September 1953. [FR]
Addendum: Minutes of the third session of the Economic Commission, held Friday 25 September 1953. [FR]
Note 64. Aide mémoire de la Délégation Allemande sur les mesures à prendre pour réaliser le marché commun, 26 September 1953. [FR]
Document 7. Modifications proposed by the Belgian Ministry of Economic Affairs on the articles of the projected statute of the European Political Community regarding economic powers, 30 October 1953. [FR]
Document 8. Interim report of the Economic Commission to the Executive Committee of the Commission for the European Political Community, 22 January 1954. [FR]
Note 67. Conference for the European Political Community, 22 September-9 October 1953, Report to the ministers of Foreign Affairs, 9 October 1953. [NL] [FR]
Introduction to documents 9 and 10.
Note 68. Report of the Heads of Delegation to the Foreign Ministers (Spaak Report), 21 April 1956. [EN] [FR]
Document 9. Attachment to the letter of the Netherlands Ministers of Foreign Affairs (Joseph Luns and Jan Willem Beyen) on the report of the Commission on the Common Market, 31 October 1955. [NL]
Addendum: The Study Conference in Brussels, 14 October 1955. [NL]
Note 69. Memorandum of the Netherlands minister of Foreign Affairs (Jan Willem Beyen) on European integration, 11 december 1952. [NL] [FR] [DE]
Document 10. French memorandum concerning the institution of a monetary committee, 15 October 1956. [FR]
Introduction to documents 11, 12 and 13.
Document 11. Articles 104 to 109 of the Treaty establishing the European Economic Community (Treaty of Rome), 25 March 1957. [NL] [EN] [FR] [DE]
Document 12. Speech by the Chairman of the European Commission (Walter Hallstein) to the constitutive session of the Monetary Committee, 3 June 1958. [FR]
Document 13. First report on the activities of the Monetary Committee of the EEC, 28 February 1959. [FR]
Introduction to document 14.
Document 14. Memorandum of the European Commission on the Action Programme of the Community for the Second Stage, 24 October 1962. [EN] [FR-1] [FR-2]
Introduction to document 15.
Note 80. Internal memorandum E.H. van der Beugel, Netherlands Ministry of Foreign Affairs, 20 June 1956. [NL]
Document 15. Communication of the Netherlands on the Action Programme of the European Commission, 25 April 1963. [NL]
Note 84. Netherlands Parliamentary Proceedings, Second Chamber, 1962-1963, addendum 6900, chapter V, no. 11. [NL]
Introduction to documents 16, 17 and 18.
Note 87. Monetary and financial co-operation in the EEC. Communication from the Commission to the Council submitted on 24 June 1963. [EN] [FR]
Document 16. Report by the Netherlands Ministry of Finance on the proposals of the European Commission to strengthen monetary and financial cooperation within the EEC, 7 August 1963. [NL]
Document 17. Netherlands memorandum on the monetary aspects of the agricultural proposals, 17 February 1964. [NL]
Document 18. Netherlands interdepartmental note on the agricultural accounting unit, 15 June 1967. [NL]
Introduction to documents 19 and 20.
Document 19. Memorandum by the European Commission on the policy to be pursued in the Community to tackle the current economic and monetary problems, 5 December 1968. [FR]
Document 20. Memorandum by the European Commission to the Council on the coordination of economic policies and monetary cooperation within the Community, (Barre Memorandum), 12 February 1969. [EN] [FR] [DE]
Introduction to documents 21, 22 and 23.
Document 21. Note by the Netherlands Ministry of Finance concerning the memorandum of the European Commission on the coordination of economic policies and monetary cooperation in the Community, 25 June 1969. [NL]
Document 22. Final communiqué of the Summit of Heads of State and Governments in The Hague, 2 December 1969. [NL] [EN] [FR] [DE]
Document 23. Position paper by the Netherlands Ministry of Finance on the medium term EEC-support mechanism according to the Barre Plan, 15 January 1970. [NL]
Note 110. Eleventh Report on the Activities of the Monetary Committee, Brussels, 15 May 1969. [EN]
Note 112. Council Decision on co-ordination of the short-term economic policies of the Member States, 17 July 1969. [NL] [EN] [FR] [DE]
Introduction to documents 24 and 25.
Document 24. Report of the 34th meeting of the Ministers of Finance of the European Communities in Paris, 23 and 24 February 1970. [NL]
Note 120. Un plan de solidarité monétaire européenne en trois étapes 1971-1977 (Snoy Plan), 27 January 1970. [FR]
Note 121. Lignes directrices d’un plan par étapes pour la réalisation de l’UEM dans la CEE (Schiller Plan), 12 February 1970. [FR] [DE]
Note 123. L’Europe en route vers l’union monétaire (Luxembourg Plan), 23 february 1970. [FR]
Document 25. Position paper by the Netherlands on the procedure for the development of a plan for an economic and monetary union, 26 February 1970. [NL]
Introduction to document 26.
Note 129. Un plan de solidarité monétaire européenne en trois étapes 1971-1977 (Snoy Plan), 27 January 1970. [FR]
Note 130. Lignes directrices d’un plan par étapes pour la réalisation de l’UEM dans la CEE (Schiller Plan), 12 February 1970. [FR] [DE]
Note 131. L’Europe en route vers l’union monétaire (Luxembourg Plan), 23 february 1970. [FR]
Note 133. Commission Memorandum to the Council in the Preparation of a Plan for the Phased Establishment of an Economic and Monetary Union, 4 March 1970. [NL] [EN] [FR] [DE]
Document 26. Comparative tables concerning the four plans for the achievement by stages of an economic and monetary union, 18 March 1970. [FR] [DE]
Note 137. Council Decision on co-ordination of the short-term economic policies of the Member States, 17 July 1969. [NL] [EN] [FR] [DE]
Note 142. Council Decision on co-operation between Member States in the field of international monetary relations, 8 May 1964. [NL] [EN] [FR] [DE]
Introduction to document 27.
Document 27. Note by the President of the Short-Term Economic Policy Committee of the EEC (Gerard Brouwers) to the Werner Group on the method for the realization of an Economic and monetary union, 3 April 1970. [FR]
Introduction to document 28.
Document 28. Report of the Treasurer of the Netherlands Ministry of Finance (Willem Drees Junior) on the conversations with Belgium and Luxembourg on monetary union in the EEC, 7 April 1970. [NL]
Introduction to document 29.
Document 29. Letter by the Belgian Minister of Finance (Jean-Charles Snoy et d’Oppuers) to the Netherlands Minister of Finance (Johan Witteveen), 15 May 1970. [FR]
Introduction to document 30.
Document 30. Notes by Pierre Werner on the establishment of an economic and monetary union, in preparation for the meeting of 20 May 1970. [FR-1] [FR-2]
Note 159. Pierre Werner, ‘Perspectives de la politique financière et monétaire européenne, 26 January 1968. [FR]
Note 162. Interim report to the Council and the Commission on the establishment by stages of economic and monetary union, 23 July 1970. [EN] [FR]
Introduction to document 31.
Document 31. Letter by Jean Monnet to the Luxembourg Prime Minister and Minister
of Finance (Pierre Werner), 26 May 1970. [FR]
Introduction to document 32.
Document 32. Letter by the Luxembourg Prime Minister and Minister of Finance (Pierre Werner) to the Chairman of the Committee of Governors of Central Banks (Hubert Ansiaux), 12 June 1970. [FR]
Note 174. ‘Interim Report on the Establishment by Stages of Economic and Monetary Union – “Werner Report”’, 20 May 1970. See also note 162. [EN]
Introduction to document 33.
Note 175. ‘Interim Report on the Establishment by Stages of Economic and Monetary Union – “Werner Report”’, 20 May 1970. See also note 162. [EN]
Document 33. Note by the President of the Short-Term Economic Policy Committee of the EEC (Gerard Brouwers) to the Werner Group on the final phase of the monetary union, 22 July 1970. [NL] [FR]
Introduction to document 34.
Document 34. Report by the Werner Group to the Council and the Commission on the realization by stages of economic and monetary union in the Community, 8 October 1970. [NL] [EN] [FR] [DE]
Note 183. ‘Interim Report on the Establishment by Stages of Economic and Monetary Union – “Werner Report”’, 20 May 1970. See also note 162. [EN]
Introduction to document 35.
Note 187. ‘Interim Report on the Establishment by Stages of Economic and Monetary Union – “Werner Report”’, 20 May 1970. See also note 162. [EN]
Document 35. Statement by the Luxembourg Prime Minister and Minister of Finance (Pierre Werner) to the Council of Ministers of the European Communities, 26 October 1970. [FR] [DE]
Introduction to document 36.
Document 36. Letter by Jacques Rueff to the Luxembourg Prime Minister and Minister of Finance (Pierre Werner), 28 October 1970. [FR]
Introduction to document 37.
Document 37. Proposal by the European Commission for a Council decision on strengthening coordination of the Member States’ short-term economic policies, 30 October 1970. [EN] [FR] [DE]
Introduction to document 38.
Note 195. Minutes of the Netherlands Cabinet Meeting, 5 June 1970. [NL]
Note 200. Commission memorandum and proposals to the Council on the establishment by stages of economic and monetary union, 30 October 1970. [EN]
Document 38. Memorandum to the Netherlands Minister and State Secretary of Foreign Affairs (Joseph Luns and Hans de Koster) on the monetary union, 5 November 1970. [NL]
Note 204. Conclusions of the Netherlands Interdepartmental Coordination Committee on European Integration and Association Issues, 17 November 1970. [NL]
Introduction to document 39.
Note 205. ‘Interim Report on the Establishment by Stages of Economic and Monetary Union – “Werner Report”’, 20 May 1970. See also note 162. [EN]
Document 39. Reaction of the British Foreign Office to the Werner Plan, 9 November 1970. [EN]
Introduction to document 40.
Note 220. Conclusions of the Netherlands Interdepartmental Coordination Committee on European Integration and Association Issues, 17 November 1970. [NL]
Note 221. Note of the Netherlands Ministry of Finance, ‘The move towards an economic and monetary union in the EEC’, 11 November 1970. [NL]
Note 224 and document 40. Report of the 131st meeting of the Council of the European Communities, 23 November 1970. [NL]
Introduction to document 41.
Document 41. Note by the Luxembourg Embassy in Bonn concerning the Franco-German position on the economic and monetary union, 27 January 1971. [FR]
Introduction to document 42.
Note 237. Willy Brandt, ‘Declaration on European policy’, 6 November 1970. [DE-text] [DE-audio]
Document 42. Letter by the German Chancellor (Willy Brandt) to the Luxembourg Prime Minister (Pierre Werner), 1 February 1971. [DE]
Introduction to document 43.
Note 244. Letter Posthumus Meyjes to the members of the Netherlands Coordination Committee for European Integration and Association Issues, 1 February 1971. [NL]
Note 245. Minutes of the Netherlands Cabinet Meeting, 5 February 1971. [NL]
Document 43. Conclusions of the Netherlands Interdepartmental Coordination Committee on European Integration and Association Issues regarding economic and monetary union, 3 February 1971. [NL]
Note 248. Letter Posthumus Meyjes to the members of the Netherlands Coordination Committee for European Integration and Association Issues, 1 February 1971. [NL]
Note 249. Report of the 136th Meeting of the Council of the European Communities, 14 December 1970. [NL]
Note 250. Minutes of the Netherlands Cabinet Meeting, 5 February 1971. [NL]
Introduction to document 44.
Note 254. Code Message Minister Luns to the Netherlands Ministry of Foreign Affairs, 12 February 1971. [NL]
Document 44. Statement by the German Minister of Economic Affairs (Karl Schiller) on the session of the Council on 8-9 February, 10 February 1971 [FR] [DE]
Introduction to document 45.
Note 260. Commission memorandum and proposals to the Council on the establishment by stages of economic and monetary union, 30 October 1970. [EN]
Note 261. ‘Interim Report on the Establishment by Stages of Economic and Monetary Union – “Werner Report”’, 20 May 1970. See also note 162. [EN]
Note 262. Council Decision on the strengthening of co-ordination of short-term economic policies of the Member States of the European Economic Community, 22 March 1971. [NL] [EN] [FR] [DE]
Note 263. Council Decision on the strengthening of co-operation between the central banks of the Member States of the European Economic Community, 22 Mach 1971. [NL] [EN] [FR] [DE]
Note 264. Council Decision setting up machinery for medium-term financial assistance, 22 March 1971. [NL] [EN] [FR] [DE]
Document 45. Resolution of the Council of the European Communities and the Representatives of the Governments of the Member States on the achievement by stages of economic and monetary union, 22 March 1971. [NL] [EN] [FR] [DE]
Note 265. Council Decision on the replacement of financial contributions from Member States by the Communities’ own resources, 21 April 1970. [NL] [EN] [FR] [DE]
Introduction to document 46.
Document 46. Final Communiqué of the Conference of Heads of State and Government of the enlarged Community, Paris, 19-21 October 1972. [NL] [EN] [FR] [DE]
Note 268. Resolution of the Council and of the Representatives of the Governments of the Member States on the application of the Resolution of 22 March 1971 on the attainment by stages of economic and monetary union in the Community, 21 March 1972. [NL] [EN] [FR] [DE]
Anthonie Colijn (1870-1932)
Boer, boerenvoorman, burgemeester
Op oudejaarsavond 1918 besloten de boeren in de omgeving van Amsterdam, verenigd in de regionale Bond van Melkveehouders geen melk meer aan de stad te leveren. Het was het begin van een hoog oplopend conflict dat als ‘de melkoorlog’ de geschiedenis in zou gaan. In deze strijd speelde het antirevolutionaire Tweede-Kamerlid- tevens burgemeester van Nieuwer-Amstel- Arie Colijn een cruciale rol, want het was Colijn die de boeren had aangezet de melklevering te stoppen. Deze melkoorlog illustreert hoe politici voor het dilemma kunnen komen te staan aan wie zij hun steun verlenen: hun directe achterban, de politieke partij die zij vertegenwoordigen of het landsbelang. In deze biografische schets van Arie Colijn staan dergelijke dilemma’s centraal.
Mari Smits, ‘Anthonie Colijn (1870-1932). Boer, boerenvoorman, burgemeester’ in: P.E. Werkman en R.E. van der Woude (red.), Wie in de politiek gaat, is weg? Protestantse politici en de christelijk-sociale beweging (Hilversum: Verloren 2009), pp. 151-176.
Historische vragen over Europese integratie
Verslag workshop New Political History and the European Union – Nijmegen, 16 januari 2014
Historici zijn nog zoekende naar hun positie binnen het door politicologen en bestuurskundigen gedomineerde onderzoeksgebied van de Europese integratie. Dit werd duidelijk tijdens de workshop ‘New Political History and European Integration’, die de leerstoelgroep Politieke Geschiedenis van de Radboud Universiteit Nijmegen op 16 januari 2014 voor de tweede maal organiseerde. Beginnende en pas gepromoveerde historici kregen hier de gelegenheid hun onderzoek te presenteren. Voerden tijdens de vorige bijeenkomst vooral Nederlandse onderzoekers het woord, dit keer waren het hoofdzakelijk buitenlandse gasten die het programma vulden.
New Political History en de terugkeer naar een historisch perspectief
Tijdens de opening van de bijeenkomst legde organisator Wim van Meurs (RU Nijmegen) uit wat ‘New Political History’ (NPH) met betrekking tot de Europese integratie inhoudt. NPH neemt afstand van de klassieke diplomatieke geschiedenis, de institutionele geschiedenis en de nadruk op de natiestaat. In plaats daarvan gebruiken de hedendaagse politieke historici liever begrippen als democratie, belangengroepen en onverwachte actoren en instituties op het Europese speelveld.
Ann-Christina Lauring Knudsen (Aarhus University) nam de nodige afstand van de theorievorming van politicologen. In plaats van hun begrippenapparaat klakkeloos over te nemen wil ze nadrukkelijk terugkeren naar het historische perspectief. Ook wil zij afscheid nemen van de klassieke optiek van een ‘ever closer union’, waarin onderhandelingen, verdragen en grote mannen centraal staan. Voor haar houdt dit in: een andere invalshoek, een ander tijdsbegrip, ruimtelijkheid en aandacht voormacht en transnationale netwerken. Knudsen pleitte ervoor de inmiddels opengestelde archieven meer te gebruiken. Wel erkende zij dat door de toename van digitale archieven en het complexer worden van de Europese instellingen het moeilijker wordt de geschiedenis van de hedendaagse Europese Unie te schrijven.
Belangengroepen, NGO’s en experts
Jan Henrik Meyer (Aarhus University, Denemarken) zat op een lijn met Van Meurs. Ook hij wendt zich af van de staat en richt zijn aandacht op de maatschappij. Is de Europese maatschappij in opkomst, zo vraagt hij zich af. In zijn onderzoek betrekt hij niet de intergouvernementele politiek, maar richt hij zich juist op nieuwe actoren in het Europese speelveld, zoals belangengroepen, NGO’s en experts. Hij concludeerde dat experts vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw een cruciale rol zijn gaan spelen in het Europese speelveld en dat door de aandacht te richten op deze experts tot nu toe verwaarloosde aspecten in de EG/EU-geschiedenis naar voren komen.
In de sessies kwamen aspecten aan bod zoals politieke representatie, de rol van experts, maatschappelijke actoren en begrippen als transnationalisme en transatlanticisme. Vera Frits (Universiteit van Aix-Marseille) probeert meer inzicht te krijgen in de onafhankelijkheid van de rechters van het Europese Hof van Justitie in Luxemburg. Omdat het archief van het Hof nog steeds gesloten is, is ze aangewezen op onderzoek naar de rechters zelf: wie werden er naar Luxemburg gestuurd, waarom en met welk doel? Hoewel het vaak ging om politieke benoemingen, was in de praktijk de invloed van de nationale regeringen op het Hof niet zo groot, omdat het zwaartepunt vooral lag bij de Raad van Ministers en de Europese Commissie in Brussel.
Een ander interessant verhaal was dat van Claudia Leskien (Aarhus University), die onderzoek verricht naar de wijze waarop de stad Straatsburg haar best doet Europese instellingen – naast het Europees parlement ook de Raad van Europa – te huisvesten en voor de stad te behouden. Daarbij krijgt het naar de zin maken van politici, diplomaten en journalisten veel aandacht. ‘Wining, dining & culture’ is het motto. Ook laat de stad niet na te beklemtonen dat Straatsburg, als voormalig twistappel tussen Frankrijk en Duitsland het symbool bij uitstek is van de verzoening in Europa.
Europese integratiegeschiedenis en theorie
Quentin Jouan (Université catholique de Louvain) gaf een inkijk in het onderzoek dat hij de komende jaren gaat doen naar de rol van de vakbonden binnen de Europese integratie. In zijn lezing kwamen begrippen naar voren die momenteel centraal staan in het politicologische Europese integratieonderzoek, waaronder ‘Multi-Level Governance’ en ‘Europeanization’. Daarbij gaat het onder meer om de vraag welke invloed het Europese politieke systeem heeft op nationale systemen en op het functioneren van nationale vakbonden.
In de slotdiscussie bracht Knudsen nogmaals naar voren dat historici zich niet moeten blindstaren op theorievorming uit de politieke wetenschappen. Helaas was er in het rijk gevulde programma weinig tijd om verder te discussiëren over de rol van de historicus in het onderzoek naar Europese integratie. Moeten zij meer puur historische vragen durven stellen en zich minder opwerpen als ‘slaven’ van politicologen? Of hebben historici de concepten uit de politieke wetenschap juist nodig om vooruit te komen in het historisch onderzoek? In een vervolgworkshop kan wellicht nader op deze vragen worden ingegaan.
Mari Smits en Loes van Suijlekom, Huygens ING
Eerder gepubliceerd op www.historici.nl
Historici zijn nog zoekende naar hun positie binnen het door politicologen en bestuurskundigen gedomineerde onderzoeksgebied van de Europese integratie. Dit werd duidelijk tijdens de workshop ‘New Political History and European Integration’, die de leerstoelgroep Politieke Geschiedenis van de Radboud Universiteit Nijmegen op 16 januari 2014 voor de tweede maal organiseerde. Beginnende en pas gepromoveerde historici kregen hier de gelegenheid hun onderzoek te presenteren. Voerden tijdens de vorige bijeenkomst vooral Nederlandse onderzoekers het woord, dit keer waren het hoofdzakelijk buitenlandse gasten die het programma vulden.
New Political History en de terugkeer naar een historisch perspectief
Tijdens de opening van de bijeenkomst legde organisator Wim van Meurs (RU Nijmegen) uit wat ‘New Political History’ (NPH) met betrekking tot de Europese integratie inhoudt. NPH neemt afstand van de klassieke diplomatieke geschiedenis, de institutionele geschiedenis en de nadruk op de natiestaat. In plaats daarvan gebruiken de hedendaagse politieke historici liever begrippen als democratie, belangengroepen en onverwachte actoren en instituties op het Europese speelveld.
Ann-Christina Lauring Knudsen (Aarhus University) nam de nodige afstand van de theorievorming van politicologen. In plaats van hun begrippenapparaat klakkeloos over te nemen wil ze nadrukkelijk terugkeren naar het historische perspectief. Ook wil zij afscheid nemen van de klassieke optiek van een ‘ever closer union’, waarin onderhandelingen, verdragen en grote mannen centraal staan. Voor haar houdt dit in: een andere invalshoek, een ander tijdsbegrip, ruimtelijkheid en aandacht voormacht en transnationale netwerken. Knudsen pleitte ervoor de inmiddels opengestelde archieven meer te gebruiken. Wel erkende zij dat door de toename van digitale archieven en het complexer worden van de Europese instellingen het moeilijker wordt de geschiedenis van de hedendaagse Europese Unie te schrijven.
– See more at: http://www.historici.nl/nieuws/verslag-workshop-new-political-history-and-european-union-nijmegen-16-januari-2014#sthash.trSHkBAd.dpuf
Historici zijn nog zoekende naar hun positie binnen het door politicologen en bestuurskundigen gedomineerde onderzoeksgebied van de Europese integratie. Dit werd duidelijk tijdens de workshop ‘New Political History and European Integration’, die de leerstoelgroep Politieke Geschiedenis van de Radboud Universiteit Nijmegen op 16 januari 2014 voor de tweede maal organiseerde. Beginnende en pas gepromoveerde historici kregen hier de gelegenheid hun onderzoek te presenteren. Voerden tijdens de vorige bijeenkomst vooral Nederlandse onderzoekers het woord, dit keer waren het hoofdzakelijk buitenlandse gasten die het programma vulden.
New Political History en de terugkeer naar een historisch perspectief
Tijdens de opening van de bijeenkomst legde organisator Wim van Meurs (RU Nijmegen) uit wat ‘New Political History’ (NPH) met betrekking tot de Europese integratie inhoudt. NPH neemt afstand van de klassieke diplomatieke geschiedenis, de institutionele geschiedenis en de nadruk op de natiestaat. In plaats daarvan gebruiken de hedendaagse politieke historici liever begrippen als democratie, belangengroepen en onverwachte actoren en instituties op het Europese speelveld.
Ann-Christina Lauring Knudsen (Aarhus University) nam de nodige afstand van de theorievorming van politicologen. In plaats van hun begrippenapparaat klakkeloos over te nemen wil ze nadrukkelijk terugkeren naar het historische perspectief. Ook wil zij afscheid nemen van de klassieke optiek van een ‘ever closer union’, waarin onderhandelingen, verdragen en grote mannen centraal staan. Voor haar houdt dit in: een andere invalshoek, een ander tijdsbegrip, ruimtelijkheid en aandacht voormacht en transnationale netwerken. Knudsen pleitte ervoor de inmiddels opengestelde archieven meer te gebruiken. Wel erkende zij dat door de toename van digitale archieven en het complexer worden van de Europese instellingen het moeilijker wordt de geschiedenis van de hedendaagse Europese Unie te schrijven.
– See more at: http://www.historici.nl/nieuws/verslag-workshop-new-political-history-and-european-union-nijmegen-16-januari-2014#sthash.trSHkBAd.dpuf