Home » biografieën

Categorie archieven: biografieën

Categorieën

Archieven

Recente reacties

Michel van Hulten en het streven naar een progressieve volkspartij

Michel van Hulten in 1972. Foto Nationaal Archief CC0

Michel van Hulten, geboren in Batavia in 1930, was een radicaal van het eerste uur. In 1966 werd hij actief binnen de Amsterdamse KVP, waar hij zich ontpopte als een criticus van de partijleiding. Hij wilde partijvernieuwing realiseren waarbij de ‘poten onder de stoelen der vastgeroeste politici’ moesten worden weggezaagd.[1] Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij medeoprichter was van de PPR.

Toen oud-minister Pieter Bogaers op 1 maart 1968 de oprichting van de partij ‘Radicalen’ aankondigde, werd het secretariaat gevestigd in Van Hultens nieuwe woonplaats Lelystad.[2] De nieuwe partij moest duidelijk maken dat de door veel confessionele kiezers gewenste politiek bij de KVP niet in goede handen was.[3]

Van Hulten was voorstander van een progressieve concentratie met andere linkse partijen. Vanuit welk beginsel men dit doel wilde nastreven deed niet ter zake.[4] Zo pleitte hij rond 1970 voor opheffing van de PPR en de vorming van een ‘werkelijk progressieve partij’.[5] De PPR moest zich niet langer richten op confessionele kiezers, maar diende een ‘waakhond’ te zijn die moest verhinderen dat de beoogde progressieve volkspartij van PvdA, PPR en D66 niet meer werd dan een ‘juist links van het midden staande massaliteit’, die niet van plan was structurele veranderingen na te streven.[6]

In 1970 kandideerde Van Hulten zich voor het partijvoorzitterschap. De PPR-Kerngroep (partijraad) droeg echter Eerste Kamerlid Jacques Tonnaer voor. Van Hulten werd ongeschikt geacht omdat hij meer weerstand zou oproepen ‘dan in politieke conflicten zou verzoenen’.[7] Op 29 april 1971 werd hij dankzij de stemmen van Groningse PvdA-statenleden onverwacht gekozen tot Eerste Kamerlid[8]. Anderhalf jaar later, op 7 december 1972, stapte hij over naar de Tweede Kamer. Over de relatie met de confessionele partijen was Van Hulten ambivalent. In 1972 – in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen – verklaarde hij niet te geloven in een progressief-confessioneel kabinet.[9] Toch werd hij in 1973 staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat in het kabinet-Den Uyl.

In die functie kwam Van Hulten tot de slotsom dat de PPR ook voor de lasten van regeringsverantwoordelijkheid moest opdraaien. Hij moest niets hebben van de ‘onredelijkheid, drammerigheid en alternatieve vrijgesteldheid’ binnen de partij.[10] In 1976 moest hij het bij de strijd om de opvolging van Bas de Gaay Fortman als partijleider afleggen tegen Ria Beckers. Hoewel de PPR zich vóór de Tweede Kamerverkiezingen van 1977 had uitgesproken tegen samenwerking met het CDA, wilde Van Hulten dit niet uitsluiten.[11]

Na deze verkiezingen werd Van Hulten weer lid van de Tweede Kamerfractie. Hij voelde zich echter niet thuis bij de oppositionele koers van de partij. Op 6 septembetar 1977 maakte hij bekend de politiek te verlaten. Begin 1978 vertrok hij met zijn gezin naar Mali om in opdracht van Europese ontwikkelingsorganisaties hulpprogramma’s te coördineren.

In 1981 keerde Van Hulten terug naar Nederland. Samen met andere radicalen van het eerste uur was hij ontevreden over de politieke koers van de PPR. Deze zogeheten Godebald-groep wees de – inmiddels groeiende – samenwerking met PSP en CPN van de hand en vond dat de partij zich juist moest richten op kiezers uit het politieke midden. Van Hulten wierp zich (opnieuw) op als kandidaat-partijvoorzitter.[12] Het PPR-congres verwierp het voorstel van de Godebalders. In december 1981 maakten kranten melding van het feit dat Van Hulten zijn partijlidmaatschap had opgezegd.[13] Dit was onjuist. Zijn lidmaatschap was al enkele jaren eerder geëindigd vanwege problemen met het voldoen van de contributie.[14]

Van Hulten bleef lang partijloos, maar was in 1985 wel betrokken bij een initiatief om politiek onderdak te bieden aan hen die niet meer op het CDA wilden stemmen en voor wie een overstap naar PvdA, EVP of PPR te groot was.[15] Deze nieuwe partij, De Alliantie, kwam niet van de grond. In 1994 was hij voor D66 kandidaat voor de Tweede Kamer en in 1997 voorzitter van de programmacommissie. Van 2010 tot 2013 was Van Hulten betrokken bij 50PLUS en in 2014 was hij voor ikkiesvooreerlijk.eu lijsttrekker bij de Europese verkiezingen. Sinds enkele jaren is hij lid van GroenLinks, het resultaat van de samenwerking van de PPR met PSP en CPN die hij destijds niet zag zitten. In zijn ogen belichaamt het huidige GroenLinks veel van het oorspronkelijke gedachtegoed van de PPR.[16]

Dit artikel is verschenen in het boek De Politieke Partij Radikalen 1968-1990. Macht uit het zadel (Amsterdam: Boom, 2022)., p. 30-32.

[1] ‘Dr. Van Hulten: de poten onder de stoelen der vastgeroeste politici moeten worden weggezaagd.’ In: Het Vrije Volk, 15 november 1966.

[2] ‘Bogaers c.s. stichten partij: “Radicalen”’. In: Het Vrije Volk, 2 maart 1968.

[3] Michel van Hulten, ‘Hoe links wordt de K.V.P.?’ In: De Tijd, 26 april 1968.

[4] ‘PAK in Noorden wel succesvol.’ In: Leeuwarder Courant, 22 december 1969.

[5] ‘PPR-leden bereid tot opheffing.’ In: de Volkskrant, 15 juni 1970.

[6] ‘PPR moet nog doorgaan.’ In: de Volkskrant, 30 oktober 1971.

[7] ‘J. Tonnaer, kandidaat voorzitterschap PPR.’ In: Het Parool, 27 april 1970.

[8] ‘Cijfers achter de cijfers – maar nu van de Eerste Kamer’, Nederlands Dagblad, 11 mei 1971. Volgens Van Hulten speelde ook mee dat twee gereformeerde Groningse statenleden wilden voorkomen dat de PvdA een extra zetel in de wacht zou slepen. Interview met Michel van Hulten, 2 november 2021.

[9] ‘PPR-senator ziet niets in rooms-rood.’ In: Tubantia, 27 september 1972.

[10] H.J. van Wijnen, ‘Ontwakend realisme.’ In: Het Parool, 17 juni 1976.

[11] ‘Van Hulten: “PPR zal ten slotte toch wel meedoen…”’. In: Het Vrije Volk, 6 mei 1977.

[12] ‘PPR-leden willen band met PvdA.’ In: de Volkskrant, 19 september 1981; Michel van Hulten, ‘PPR moet op progressieve meerderheid blijven mikken.’ In: de Volkskrant, 29 september 1981 .

[13] ‘Van Hulten keert PPR de rug toe.’ In: de Volkskrant, 18 december 1981.

[14] Interview met Michel van Hulten, 2 november 2021.

[15] Michel van Hulten, ‘‘”Nestgeur” kan de doorslag geven.’ In: Trouw, 11 oktober 1985; ‘Nieuwe christelijke linkse partij mikt op ontevreden CDA’ers.’ In: de Volkskrant, 12 november 1985; ‘Alliantie nestelt zich tussenCDA en PvdA.’ In: Trouw, 13 november 1985.

[16] Interview met Michel van Hulten, 2 november 2021.

Pierre Lardinois

Peter Bootsma, Pierre Lardinois. Een leven voor de landbouw (Boom; Amsterdam 2020) ISBN 9789024432028, 320 p, prijs: € 24,90.

‘Dominant, veeleisend én tegelijk uiterst aimabel’
Biografiëen kunnen op uiteenlopende manieren tot stand komen. In sommige gevallen slaagt een onderzoeksinstelling erin fondsen aan te boren waarvoor een onderzoeker kan worden aangesteld. In andere gevallen boort de auteur zelf fondsen aan of – indien hij of zij al gepensioneerd is – gaat hij/zij op eigen initiatief aan de slag. Gevallen waarin de kinderen van de beschreven persoon het initiatief nemen voor het laten schrijven van een biografie zijn echter zeldzaam. Dit gebeurde met de biografie van Pierre Lardinois, een man met een indrukwekkende loopbaan in de landbouw, van minister, eurocommissaris tot topman van de Rabobank. De vijf kinderen van hem wilden een herinnering achterlaten aan hun vader en verleenden Peter Bootsma de opdracht tot het schrijven van de biografie. Hij kreeg daarbij de volledige vrijheid om op te schrijven wat hij wilde. Om eventuele onenigheden weg te nemen tussen de opdrachtgevers en de auteur werd de voortgang bewaakt door een begeleidingscommissie. (meer…)

De Tsjechische “Lawrence of Arabia”

Alois Musil (1868-1944)

Wie aan arabisten denkt uit het begin van de Twintigste Eeuw krijgt op de eerste plaats de Britse archeoloog, militair en diplomaat Thomas Edward Lawrence in het vizier, die zijn wereldwijde bekendheid vooral te danken heeft aan de epische film “Lawrence of Arabia” uit 1964. Terwijl Lawrence tijdens de Eerste Wereldoorlog een belangrijke rol speelde bij het aanwakkeren van het Arabische verzet tegen het Ottomaanse Rijk was de Tsjechische arabist Alois Musil in opdracht van keizer Franz Joseph van Oostenrijk-Hongarije juist bezig dit te voorkomen. Voor Musil  vormde deze diplomatieke missie de laatste van zijn vele reizen door het Arabische schiereiland die leidde tot een enorme hoeveelheid publicaties, waarmee hij een grote bijdrage leverde aan de westerse kennis van de islam en de Arabische wereld.

Priester
Alois Musil werd in 1868 geboren in het dorp Rychtářov, ca. 45 kilometer ten noordoosten van Brno. Als oudste zoon uit een boerenfamilie ging hij theologie studeren aan de universiteit van Olomouc en werd in 1891 tot priester gewijd. Hij leerde diverse moderne en oude talen, waaronder ook Hebreeuws en Arabisch en ontsteeg daarmee ruimschoots het niveau van de gemiddelde katholieke theoloog. Na zijn doctoraat in 1895 vervolgde hij zijn studies aan de École Biblique et Archéologique Française te Jerusalem. Gedurende zijn verblijf in en rond deze Bijbelse stad realiseerde hij zich dat zijn studie van de archeologie, geologie en de oorsprong van de monotheïstische godsdiensten niet kon worden volbracht zonder meer kennis te verwerven van de omliggende regio’s en de volkeren die daar leefden. In 1897 vervolgde hij daarom zijn studies aan de Universiteit van St. Joseph in Beiroet. Ondertussen was Musil reeds begonnen met veldstudies in onder meer de Sinaïwoestijn. (meer…)

‘Te veel brandweerman en te weinig architect’

Pierre Lardinois, lid van de Europese Commissie (1973-1977)

EurocommissarissenOp 1 januari 1973 begon Pierre Lardinois, daarvoor minister van Landbouw en Visserij in de kabinetten-De Jong en -Biesheuvel, aan de welhaast onmogelijke taak om Sicco Mansholt als eurocommissaris op te volgen. Zijn taak was het om de neveneffecten van het succes van diens beleid, zoals de zuiveloverschotten, terug te dringen. Ook moest hij bij voortduring het gevecht aangaan met deministers van Landbouw van de lidstaten,waaronder de latere president van Frankrijk Jacques Chirac, die met steunmaatregelen de nationale boerenbelangen verdedigde. Bij zijn afscheid eind 1976 beklaagde hij zich erover dat hij snakte naar een functie waarin hij de tijd zou krijgen om goed geïnformeerd beslissingen te nemen. ‘In de politiek kon ik het lang niet allemaal bijhouden.’ In zijn functie van landbouwcommissaris voelde hij zich te veel brandweerman en te weinig architect. Zijn
aankondiging dat hij zijn Europese topfunctie per 1 januari 1977 zou inruilen voor die van directievoorzitter van de Rabobank, riep nogal wat reacties op, omdat hij werd gezien als een van de weinigen die de enorme problemen in de Europese landbouw zouden kunnen aanpakken. Wat echter niet velen wisten was dat zijn overstap naar de bank al in het voorjaar van 1974 was beklonken.

Mari Smits, ‘”Te veel brandweerman en te weinig architect”. Pierre Lardinois, lid van de Europese Commissie (1973-1977)’ in: G. Voerman, B. van den Braak en C. van Baalen (red.), De Nederlandse eurocommissarissen (Amsterdam: Boom 2010), pp. 145-174.