De transformatie van de Nederlandsche Boerenbond van een
christelijke naar een katholieke organisatie (1896-1920)
‘Eén christelijke Boerenbond van katholieken en protestanten! Wie het heeft uitgedacht, weet ik niet. Het doet ook niets
ter zake. Maar het is een mislukking gebleken. Het Christendom boven geloofsverdeeldheid is ook in den Boerenbond uitgeloopen op wegdoezeling van alle geloof.’ Met deze woorden trachtte geestelijk adviseur H.A.P.C. van der Waarden de katholieke boeren en tuinders, die voorheen lid waren van de christelijke provinciale boerenbonden in het aartsbisdom (de Geldersche, de Overijsselsche en de Stichtsche Boerenbond), over te halen zich aan te sluiten bij de op 23 augustus 1917 opgerichte Aartsdiocesane R. K. Boeren- en Tuindersbond (ABTB). Het samengaan van katholieken en protestanten in één bond zou volgens Van der Waarden tot gevolg hebben gehad dat de katholieke boeren niet geleerd was het geloof toe te passen op het maatschappelijke leven, “en zijn heilzamen invloed ook daarin tot zijn recht te laten komen.” Voortaan zouden de katholieke boeren georganiseerd worden in parochiële afdelingen, waarbij de pastoor of kapelaan als geestelijk adviseur een prominente rol zou spelen.
Mari Smits, ‘”God, huisgezin en eigendom”. De transformatie van de Nederlandsche Boerenbond van een
christelijke naar een katholieke organisatie (1896-1920)’, in: Trajecta 3(1994), no. 3, pp. 233-251.